Terwijl hij met
gloeiende zintuigen
het water opvangt
zijn oor in de grond
begraaft
maar het vliegen hoort
zijn dagelijkse geheugen
wegslingert
op zoek naar het karakter van het mes
op weg
weg en weg
daarvandaan de kat verzilvert
de hond krijt
de
vogel smeert
de leeuw verklaart
de mens uitdeelt
fluistert
hij bij ’t schieten op
de wereld de geschiedenis van de
wond
en jaagt
jaagt
jaagt