Hoe trek je een dag aan? | Trek aan |
Past de dag jou? | en | pas |
Doe je de dag aan als het | pas |
Nog donker is of moet je eerst | donker |
licht hebben? | licht |
Kun je de mouwen van het | in |
eerste uur vinden? | één keer. |
In één keer? | Elke stapel |
Hoe hou je rekening met | is |
de uren; de tijd? | een besluit. |
Ja, hoe zit’t met de tijd? | Heerlijk |
Kan een dag op het verkeerde | zo’n grote dag. |
stapeltje liggen? | En |
Kan een dag te groot voor je zijn? | wat |
Te krap zitten? | een beslag |
Heb je alleen de morgen aan? | wat |
Hoe staat alleen een middag? | een beslag |
Wanneer heb je een nette dag aan? | en |
Wat zit er onder de dag? | nooit |
Hoe naakt kan ’n dag zijn? | hetzelfde. |