een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘bij een leeg landschap horen de hulzen van patronen/die zo juist zijn afgeschoten./de trein dendert langs de lege hulzen,/een trein vol bleke passagiers die uit de raampjes hangend/de aantallen van de hulzen opnemen en de uitkomsten noteren/in zeer kleine boekjes,die eigenlijk alleen passen in fijne/tasjes van dames naast het paarlemoeren alarmpistool.///de dappersten van de bleke passagiers springen uit de coupédeuren/wanneer de trein in razende vaart de kleine dorpen passeert,/in razende vaart om het tellen van de hulzen niet te stagneren,/en zij rennen naar de telegraafdraden om de laatste optellingen/door te seinen./dankbaar ontvangen de stadsbewoners de laatste gegevens en zij/verzekeren de treinpassagiers dat daarmee heel wat bereikt is/en dat de berichten in goede handen zijn,en dat dit alles dus/heel belangrijk is.'(bladzijde 150) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.