met ‘De grillige geschiedenis van de moderne mens’ van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Dat is een lang verhaal,dat begint in de diepte der tijden. Maar hier zullen we ons concentreren op de laatste viereeuwen:de periode die gewoonlijk de moderniteit genoemd wordt. In veel opzichten kwam in die eeuwen de geest uit de fles. Plots kwam het denken in een stroomversnelling die het aanzien van de aarde veranderde. Ongemerkt veranderde daardoor ook de gestalte van de mens. Veel van wat in hem sluimerde kwam aan de oppervlakte,soms met grote kracht. Hij ontdekte dat hij een individu was,misschien wel voordat hij zichzelf als een sociaal wezen kon zien. In ongekende mate leerde hij de wereld naar zijn hand te zetten en ten slotte kon hij zichzelf bijna een god wanen. Natuurlijk kan ook de moderniteit niet zijn wat ze is zonder datgene wat daaraan voorafging. Daarom zullen we af en toe teruggrijpen op vroegere tijden en ontwikkelingen. Ook in de Middeleeuwen gebeurde al veel wat voor ons beslissend is gebleken,om nog maar te zwijgen van de revolutionaire doorbraak van het christendom in het begin van de jaartelling. Wat zich toen onderhuids aankondigde,kon zich in veel opzichten pas echt verwerkelijken vanaf de hervormingsbeweging van de zestiende eeuw. Tot op de dag van vandaag proberen we nog altijd in het reine te komen met de gevolgen daarvan.'(bladzijde 12) Wordt vervolgd. Nu weer twee gedichten uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019 van b.zwaal. ‘boomdraagblad/fiere/miniature'(bladzijde 33) ‘een vogel vliegt moeizaam tegen de wind/zoekend de tweede/rolt iemand een touw uit/en leidt dat door hun snavels/wie trekt'(bladzijde 34) Dit zijn de gedichten. Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel ‘bühnescreens’gedicht IV. ‘stop! bestuderen wij imperies en deduktief/dat gat in de toekomst/waar het verleden uit lekt///’vrienden vriendinnen/nu is het – roepiedoe roepiedoe pom pom – om te lachen/om hitler zou ik niet lachen/maar nu is het tijd om te lachen/alles is gebaseerd op waarheid/ik weet niet wat waarheid is/maar we hebben getracht eerlijk te zijn/bij dit spel”(bladzijde 515) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.