met ‘De grillige geschiedenis van de moderne mens’ van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘We beschouwen onszelf als onderling gelijke of minstens gelijkwaardige wezens,maar juist in onze uniciteit vinden we onze eigenlijke waarde terug. We hebben onszelf leren zien als een door de evolutie van het leven voortgebrachte diersoort,maar meer nog dan door alles wat de wetenschappen daarover te vertellen hebben,laten we ons leven bepalen door wat dat voor ons betekent en hoe wij de wereld ervaren. De ‘life sciences’ hebben ontdekt dat we ingewikkelde machines zijn,maar we vergeten dat terstond weer wanneer we ons op crisismomenten van het leven afvragen wat we zelf zijn en wat in het leven dat we leiden onze bestemming is. Al die ideeën hebben – net als hun onderlinge tegenspraken – een veel grilliger geschiedenis en zijn vaak van veel recenter datum dan we vaak denken. In dit boek zal ik in het spoor van die ideeën in hun ontwikkelingshistorie proberen na te gaan. Of beter gezegd:ik ga het verhaal vertellen van de langzame ontwikkeling van ons eigen zelfbeeld tot dat wat we nu zijn – of menen te zijn.'(bladzijde 11-12) Wordt vervolgd. Nu weer twee gedichten van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘de tafel/jaagt ons aaneen/dwingt ons tot/blijvende dingen/schop ik zijn poten om/trap ik op jouw liefste teen/blauwe mathilde'(bladzijde 31) ‘de takken breken de luchten/vulling valt in onze handen/wij bedekken gelaat met hemel/en loven de takken/allesbrekers'(bladzijde 32) Dit waren de gedichten. Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel;’bühnescreens’ gedicht IV. ‘maar in principe kan en mag alles/we gaan gauw naar moeders toe/en oh ik hoop op de aloude de polyfonie/van smullen en nooit bang///dakterras op dakterras/platvorm op platvorm/hoera hoera de levende lucht is dood/en de hemel beware/dit aardse repertoire'(bladzijde 515)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.