met ‘Zekerheid weggeslagen – en herwonnen'(Clemens non Papa,Descartes,Anselmus)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En dus bestaat God,want hoe zou ik afhankelijk kunnen zijn van iets niet-bestaands wat tegelijkertijd wél volmaakt zou zijn? Het is een spitsvondige bewijsvoering die vandaag de dag evenwel niemand meer zal overtuigen. En ook bij Descartes doet ze al een beetje vreemd aan. Zo ‘modern’ als zijn twijfelexperiment van het ‘Cogito’ is,zo ouderwets klinkt dit godsbewijs ons in de oren.En dat is niet vreemd,want Descartes varieert hiermee op een redenering die al meer dan een half millennium eerder werd ontwikkeld door de Normandisch-Engelse theoloog en filosoof Anselmus van Canterbury. Anselmus ontvouwde die in zijn boek ‘Proslogion” dat geschreven werd omstreeks 1077. ‘Wij geloven dat Gij (God) iets zijt waarboven niets groter(major)gedacht kan worden’,schrijft Anselmus in zijn ‘Proslogion’. Hij gaat dus uit van een definitie van God waaruit hij – met even grote elegantie als waarmee Descartes de twijfel tot de hefboom van zekere kennis zal maken – een waarheid afleidt over wat bestaat. Van alle denkbeelden die ik heb,kan ik zeggen dat ze alleen in mijn geest bestaan – maar de definitie van God verzet zich daartegen.'(bladzijde 35-36) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een paar gedichten van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’. ‘gekropen/veegt de hand de palm schoon/van de schaduw van de vingers en/lost hen op'(bladzijde 23) ‘kierdicht licht/valt winkelhaak/schrikt de zon/en trekt zich terug/onder borsalino'(bladzijde 24) Wordt vervolgd. Nu weer verder met gedicht I van de reeks ‘bühnescreens’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ’toe maar volg mij sluit u niet op/we houden ons aan de grenzen/die ik gesteld heb/men penetreert mij via het kruispunt/rue d’une personne rue des bouchers/galerie du roi fontaine de léda//(ziet dan toe hoe gij voorzichtiglijk wandelt/niet als onwijzen maar als wijzen/de tijd uitkopende terwijl de dagen boos zijn)'(bladzijde 512) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd.