met ‘Zekerheid weggeslagen – en herwonnen'(Clemens non Papa,Descartes,Anselmus) Van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Maar dat is slechts schijn. Juist in haar toespitsing op de individuele mens bereidde de Reformatie in veel opzichten het moderne perspectief voor,waarin God steeds minder en de mens steeds meer de spil en grondslag van de wereld werd. Scepsis Volstrekt onvoorbereid kwam die Reformatie natuurlijk niet. De wending naar persoonlijke vroomheid en verinnerlijking had in de voorafgaande eeuwen al sterk ingezet,bijvoorbeeld met de opkomst van de Gebroeders des Gemenen Levens van Geert Groote en de begijnen – en begardenbeweging die vooral in onze streken en in het Rijnland een grote populariteit kende. Wie nog verder terug wil,zal uiteindelijk uitkomen bij de kerkvader Augustinus die rond het jaar 400 in veel opzichten de allereerste aanzetten gaf tot de verinnerlijking van de mens die zo kenmerkend is geworden voor het moderne subject. Maar de filosofie deed er zelfs na de Reformatie nog ruim een eeuw over,voordat ook in haar zo’n wending naar het subject burgerrecht zou krijgen.'(bladzijde 30) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘Splendor of de metafysica van het licht’ gedicht 3, van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘3////Het universum heet nog ‘heel en al’./Waar de lichtval slechts genieting en verrukking wekt raptus/is ’t hemelgewelf met aardse materialen nagebouwd./Het komt op spiegeling aan;men bootst na/voordat een werk gevoed wordt/door stoutmoedige verbeeldingskracht.///Een zonnebaan door een hoog vensterraam/werpt licht op mijn gezicht./Ik kijk totdat ik niet meer kijk,mijn lichaam zomaar/opstijgt en toch aan de grond genageld blijft. Het glas is groen getint,de lentekleur/die Hugo van Sint Victor niet te overtreffen vindt.'(bladzijde 60) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel;’3 teksten voor volkstellingaffiche’. ‘voor dat je ’t weet is ’t weer zover/dan draagt de een een zweep een ander een jodenster////pas op! laat je niet met naam & toenaam registreren/je bent nog steeds een knecht voor uitgekookte heren////de duiten telst de IBM als beernink telt de neuzen/maar ’t gaat de CIA om de rebellen en de geuzen'(bladzijde 501) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.