In bed en je bent nergens. Donderdag 7-2-19;verder met ‘Een ingewikkelde machine'(Spinoza,Mozart,Lamettrie,Ryle)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En:’Wat vermag een maaltijd niet! Vreugde keert terug in een bedroefd hart,zij vervult de ziel van de disgenoten die haar tot uiting brengen in lieflijk gezang,waarin de Fransen zo uitblinken.’ Klinkt in dat laatste enige weekhartigheid door van de man die in zijn tijd door velen als een waar monster wordt beschouwd,maar die toch ook geen weerstand kan bieden aan een zekere nostalgie? In zijn onverschrokken naturalisering van de mens laat Lamettrie zich in ieder geval niet beïnvloeden door nostalgie. Het menselijk lichaam is ‘een machine die haar eigen veer opwindt,het levend voorbeeld van een perpetuum mobile.[…]Zonder voedsel kwijnt de ziel weg,vervalt tot razernij en gaat in uitputting ten onder. Zij is een kaars waarvan het licht nog eenmaal opflakkert voordat hij dooft. Maar voedt men het lichaam,giet men verkwikkende sappen en sterkende dranken in zijn kanalen,dan wordt ook de ziel kwiek en sterk als zij en wapent zich met fiere moed.’ De mens is een ingewikkeld chemisch-mechanisch bouwsel met een groot aantal functies die volgens Lamettrie werken naar het model van krachten en stuwing,hefbomen en hydraulische apparaten.'(bladzijde 59-60) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ gedicht nummer 16 van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Een bergtop in de Andes,een telescoop/om dierenriem en sterrennevels,rode dwergen,/donkere gaten,iets onmetelijks/met andere kijkers dan mijn ogen af te tasten./Ik nam les bij een zonne-expert,/maar op school was het fysica vijf en wiskunde zes./Een droom was geflopt,het leven deed pijn.'(bladzijde 37) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘de tuin der lusten’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘maar helaas ook mijn ellende is niet minder listig en verborgen/mijn bilstuk bodemloos kleeft steeds aan een duur doorzichtig bad/vol krachtig schuimend bloed voor majesteiten speciaal gebrouwen/en de mooiste de meest uitgelezen meisjes die daarin baden/baren jaarlijks kakkerlakken die als lakeien straks/hier en daar een troon bestijgen.'(bladzijde 483)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.