met ‘Een ingewikkelde machine'(Spinoza,Mozart,Lamettrie,Ryle)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het gistte in het intellectuele leven,niet zozeer in de (kerkelijke)collegezalen,maar in de koffiehuizen en de salons die in die eeuw grote opgang maakten. De denkers en schrijvers die daar optraden en die in Frankrijk als ‘philosophes’ bekend zouden worden,waren d’Holbach (die in 1770 een even materialistisch als atheïstisch ‘Système de la nature’ publiceerde),Helvetius,d’Alembert en natuurlijk Voltaire. Zij waren geen professoren maar publicisten,journalisten,uitgevers en wat wij sinds het einde van de negentiende eeuw ‘intellectuelen’ noemen:radicaal op zowel politiek als filosofisch en wetenschappelijk vlak. De sjiekeren onder hen schreven sjiek uitgegeven boeken – en het sjiekst van allemaal was wel de grote ‘Encyclopédie’ die,onder leiding van d’Alembert en Diderot,pretendeerde alle kennis die tot op dat moment vergaard was samen te vatten. De minder sjieken schreven alles wat geld opbracht om zich in leven te houden,variërend van schot- en smaadschriften,pornografie en pulpromans tot wijsgerige traktaatjes waarin al dan niet gestolen ideeën werden verkondigd. De achttiende-eeuwse pornografie had nogal eens een politiek en ideologisch doel. Om te beginnen ontmaskerde zij de al te idealistische opvattingen over een in het huwelijk getemde en ‘aaibaar’ gemaakte seksualiteit,waarbij ze de mens naturaliseerde tot een door drift geleid wezen.'(bladzijde 54) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde'(14) van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Dode materie en dieren alom,nooit geziene/of bekende soorten trekken aan het cameraoog voorbij./Microben woekeren op de huid,muizen/en spinnen dringen overal binnen,mussen/huizen luidruchtig onder de pannen,een fel witte/fret sluipt door winterse tuinen/om een muizende kat te bespringen./ De aarde als boek,/ de wereld als vloek./De natuur tussenbeide,uitbundig geprezen/door wie haar,gedreven door gouddorst,berooft en verbruikt.///Duizelingwekkend divers/deze aarde -‘(bladzijde 33)De reeks is nog niet af. Morgen 15. Nu weer verder met het gedicht ‘de verdediging der provo’s’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘Kerels die de vele goede architekten van ons land nooit een kans gaven/ bij town & industryplanning/kerels die steeds hun eigen dood oog als een zon op zien gaan/kerels die aanbidden de zon van een vorstenhuis die pas opging toen het/ al nacht werd/kerels die nog steeds niet weten dat onze nationale klokken geen klepels/ behoeven om het laatste uur te slaan///om deze bittere waarheid huldig ik de provo’s,witte helden van een te/ winnen wereld'(bladzijde 480)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.