met ‘Een ingewikkelde machine'(Spinoza,Mozart,Lamettrie,Ryle)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Niet als de volmaakte Schepper die op grond van zijn volmaaktheid moest bestaan en garant stond voor de betrouwbaarheid van de menselijke waarneming. Maar als de Schepper die tussen de twee radicaal verschillende sferen van de werkelijkheid bij voorbaat een harmonie tot stand had gebracht. Blies iemand in de materiële wereld een kaars uit,dan zag hij dat het donker was,ook al werd dat tweede niet door het eerste veroorzaakt. De werkelijkheid van de wereld en de werkelijkheid van het bewustzijn ontrolden zich volgens deze cartesiaanse denkers als twee parallelle stromen die strikt genomen los van elkaar stonden,maar elkaar toch wederzijds leken te beïnvloeden. Vergelijk het met het geluidsspoor bij een analoge bioscoopfilm. Op het grootste deel van de filmrol volgen de doorzichtige foto’s elkaar zo snel op dat daaruit een bewegend beeld lijkt te ontstaan. Aan de rand ervan bevindt zich echter een geluidsspoor dat optisch gelezen wordt en dat in principe losstaat van het beeld. Alleen de drager (ze staan allebei op de filmstrook) houdt ze bij elkaar en zorgt ervoor dat ze synchroon worden afgespeeld,zodat het bewegende beeld werkelijk zelf lijkt te praten. Vergelijk die filmstrook nu met God en je hebt min of meer de oplossing die na Descartes bedacht werd om wat in de materiële werkelijkheid gebeurt en wat zich in bewustzijn afspeelt,synchroon te laten verlopen en daarmee de schijn van onderlinge wisselwerking op te roepen.'(bladzijde 51)Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ’12////De sprong is afgewend/sinds je folterend traag/weer openbrak;/sinds ik mij rillend/in de schoot der aarde/aan bederf en dood ontwrong,/ik je koester en niets vraag,/jij mij in de grotten van een droom geneest/en onmenselijk stil,vanuit de duisternis,/niet voor het eerst bekent -‘(bladzijde 30) De reeks is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu verder met een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’het bootseffect’. ‘de grote vlammende snor/op de hardrose buik van de hemel/raakte aan het lijmende livrei van de sluipende maan/en schreeuwde dief dief ik heb u lief///terwijl een der grote blauwe reuzen der supernovae/sliep sprong/de zon zo maar in zijn natte neus/en nieste lief lief ik ben uw dief///maar in het licht van de kaarsrechte waterstoflijn/nabij de hartlijn van de melkweg/legt op het dwergenbed van een nauwlettend oog/een gouden kosmonautenvrouw het immense turkse kussen/boordevol delikatessen – de geboorte van een ontbindingsblik'(bladzijde 478) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.