een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘geheim respect,dat verfijnd respecteren en/het ongeoorloofd kreupelhout binnentrekken waar/tussen varens de tucht bloeit./zij heeft haar croquant,zij albedilt hem./laait waaien de welling,en het gezouten gezond draait op stoom./neem over de flanken het rijdend gedierte op hop,schots onder/schuurplanten liggen haar scheve benen in wanhopige,lachende hoeken./en zij blaast vandaar katten,kromt haar geheimzwaard en is/de nobelste blinkaard./haar oogdroppen zijn jouw getrouwen,beminde verspieders,/spiegelmagneten met parelbesglom./gelieve haar te breken onder brandnetelstolpen op het groot/hoefblad,de speenkruidkruin./wakkere dijkdorst schenkt haar stevige armen waarin zij verzinkt,/met schatsnelheid klaagt./grijp uw hitte met beide doornen,beef vurig./gram mager en rijk uw volle bessen./schetsen met schunnige planten markeren haar straf,die is peze.'(bladzijde 178) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.