met ‘De grillige geschiedenis van de moderne mens’ van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Een schaduwbeeld van een bestaande man,vastgelegd door een straatartiest? Of een variatie op de surrealistische ‘bolhoedman’ van Magritte,als herinnering aan de oude wijsheid dat de werkelijkheid maar schijn is? En wat doet die kat daar? Zit hij bij zijn hengel te wachten,totdat hij eindelijk beet heeft? Waar vist hij dan op? Die kat is een knipoog naar het straatnaambordje,maar de betekenis van het totale beeld blijft in het ongewisse. De paraplu doet denken aan een losse notitie uit de nagelaten geschriften van Friedrich Nietzsche:’Ik heb mijn paraplu vergeten.’ Dat was een korte krabbel zonder context,waarvan we tegelijk wel en niet weten wat Nietzsche ermee bedoeld kan hebben. Jacques Derrida heeft daar een intrigerende beschouwing aan gewijd,waarop ik in hoofdstuk 22 zal terugkomen.'(bladzijde 14) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘kleur noemt zich tint/en vlijt zich/met schakering van het duizendvoud palet/over het wit gespannen rozeblaadje neer./wij roemen resultaat en oogsten rozen/in vazen van kristal/die wij uit onze vingers laten vallen./ook dan is zij/geknakte koningin/een kusmond voor het nat parket/en troost voor vuilnisbak/en blos op mesthoop.'(bladzijde 43) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met gedicht VII van ‘bühnescreens’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘gooi dus gerust de stadsgrenzen open/de riolen monden vanzelf uit in de frisse lucht/dat stapelbed voor de breedneus/die soms storm morst/op de sociaal-culturele gladjanus/die kruidige nul'(bladzijde 518) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.