met ‘Zekerheid weggeslagen – en herwonnen'(Clemens non Papa,Descartes,Anselmus)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En zoals Descartes nog niets kan vermoeden van ‘onbewuste’ gedachten,zo kan hij zich ook geen denken voorstellen dat niet volstrekt helder en doorzichtig is. Niet dat hij zich niet realiseert dat mensen er vaak vage,onjuiste of misleide denkbeelden op na houden. Zijn hele denkexperiment is er juist op gericht de sceptici te weerleggen die zeggen dat elk denken in mist en onzekerheid is gehuld. Maar wanneer Descartes eenmaal met het ‘Cogito ergo sum’ de eerste steen van een betrouwbaar denken heeft gelegd,ontvouwt zich ook de mogelijkheid van een kennis waarin die betrouwbaarheid stap voor stap wordt voortgezet en die nu juist in de handhaving van die helderheid haar criterium heeft. Descartes’ God Ook ten aanzien van de heldere ideeën laat Descartes zich leiden door de meetkunde. Zoals het in de geometrie volstrekt duidelijk is wat een lijn of een punt is,zo zijn ook de denkbeelden waarmee het bewustzijn opereert in principe niet voor dubbelzinnigheid vatbaar. Maar waar komen die heldere ideeën vandaan? Niet uit de zintuiglijke waarneming,meent Descartes,want die is allesbehalve volmaakt.'(bladzijde 34-35) Wordt vervolgd. Nu omdat de hommage voor ten Berge af is hier nu een laatste gedicht van hem uit ‘Splendor’. Uit de reeks ‘Splendor of de metafysica van het licht’ gedicht 7. ‘7/////Daar staat hij dan,de kleine brillenman/in lange pij met monnikskap,vingers aan de kin/en een verongelijkte mond./Die jaren dubbel keek,geen boek meer las/en soms geen hand voor ogen zag./Hij liep met lichte swing als een bijziende das,/zocht zijn weg vaak op de tast,nam mede-/broeders waar als door een waas.//Staand voor een lectrijn klampt hij zich nog/steeds aan een confrater vast-/zijn hoofd met dik omrande kijkglazen omhoog gericht,/zijn blik minder geslepen dan hij wensen zou,/zwaarmoedig ook,maar toch verzaligd/dat het licht hem in de ogen wordt gegund.///De brillenman kwam omstreeks dertienhonderd/voor het eerst in zicht.'(Bladzijde 65) Dit is het gedicht. Morgen gedichten van b.zwaal. Nu weer verder met het gedicht ‘intro II’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘de muizen van uw instinkten/vraten aan de beschimmelde kaas in uw kop/hoop gloort wel rose om de neus en langs de lippen/loopt de melk van die relmuis/Le Lolo De Le Loir///zevenslapers allen onder deze amerikaanse sterkte/gaan wij in verschillende kameren/ons ontsnappingswerk verrichten/kameren en zalen van allerlei aard/maar elk zo om alles in te verspelen en te verspillen/………'(bladzijde 504) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Leve Lucebert;’Brul Admiratie’.