met ‘Zekerheid weggeslagen – en herwonnen'(Clemens non Papa,Descartes,Anselmus)van Ger groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En dat moet ook de filosofie doen,als de grondslag van het redelijk denken. ‘Want alle onderdelen van de voor de menselijke geest toegankelijke kennis zijn op zo’n prachtige manier aan elkaar geschakeld en kunnen in zulke onontkoombare reeksen uit elkaar worden afgeleid,dat ze al met een beetje bedrevenheid en talent kunnen worden gevonden,mits men in staat is bij het eenvoudigste te beginnen en dan geleidelijk naar het hoogste en ingewikkeldste op te klimmen’,zo schrijft Descartes in het voorwoord van zijn als dialoog verschenen verhandeling ‘Het zoeken naar de waarheid door het natuurlijke licht van de rede’. Als de filosofie zich houdt aan deze meetkundige werkwijze (‘axiomatiek’),dan kan zij er zeker van zijn dat haar beweringen kloppen en haar kennis dus net zo goed gefundeerd is als de middeleeuwers dachten dat de hunne dat was. ‘Hieruit put ik de hoop dat […] de door mij geformuleerde waarheden een goed onthaal zullen vinden,ook al ontleen ik ze niet aan Aristoteles of Plato’,aldus Descartes. Daarmee glijdt er tussen de antieke en de moderne denker wel ongemerkt een beslissend verschil. Want bij Descartes is niet meer in de eerste plaats de waarheid van de wetenschappelijke beweringen in het geding,maar draait alles om de zekerheid waarmee die gedaan kunnen worden.'(bladzijde 32-33) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘Splendor of de metafysica van het licht’ gedicht 5 van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Robert hield monniken en kloosters onder de duim,/hij was een strikte man,gevreesd om strenge visitaties./Zijn leven kende geen extase,als prelaat werd hij/gehaat,als geleerde vereerd. Weinigen lazen/zijn woorden,zijn boeken verspreidden zich niet/als het licht dat hij zo mintieus had beschreven..'(bladzijde 62) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘intro I’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘wij zijn nu aangekomen in de aanpassingssluis/die leidt naar ons toekomstig onderkomen/graf met de vele gezichten/katakombe vol vrolijke katten en valken/riool voor gratis graaien/kortom onze haleluja-bunker/diep gelegen onder de mega-metropool/waar het mensdom onder bommenregens sterft'(bladzijde 503) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.