met ‘De mens een subject'(Descartes,William Harvey,Fritz Kahn)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het is voor de redelijke ziel (de denkende zaak)’niet genoeg’ dat zij ‘in het lichaam aanwezig is als een stuurman op zijn vaartuig:dat kan wellicht wel voldoende zijn om de ledematen te bewegen,maar om dan ook nog gevoelens en neigingen te hebben zoals wij,en zo een echt mens te kunnen zijn,moet de ziel veel nauwer met het lichaam verbonden zijn en er een eenheid mee vormen’,zo schrijft hij tegen het slot van het ‘Discours’. Maar hij slaagt er niet goed in die eenheid werkelijk te verankeren. Kort na de Tweede Wereldoorlog zal de Britse filosoof Gilbert Ryle Descartes’ mensbeeld omschrijven als ‘a ghost in a machine’:het lichaam is een mechaniek en ergens zweeft daarin een spook rond,waar we maar niet onze vinger op gelegd krijgen. Dat probleem blijft niet beperkt tot de filosofie. Ook de psychologie zal het er later maar moeilijk mee hebben. Tevergeefs probeert ze zich voor te stellen hoe de geest werkt,door het brein te vergelijken met zaken die we uit het gewone leven maar al te goed kennen en menen te doorgronden:mechanische gebruiksvoorwerpen of maatschappelijke organisaties.'(bladzijde 46-47)Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘Kleine kroniek van Specht,Alexander’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘4/Hij wordt wie hij is/Vandaag geen pijn,geen nood,geen mens/die zijn venijn al eerder in mijn aderen spoot./Manisch? Vage denksels aan de dood? Ergens/toch een spoor van achterdocht?/ Mijn snavel trommelt een signaal/dat onverbrekelijk bij mij hoort:niemand/die mij naderen mag. Eenzelvig en vol kracht word ik/op deze dag het wezen dat ik altijd heb gezocht.'(bladzijde 51) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘afschuw van school///voor de actieve zittenblijvers’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘mijn verlangen baadt in eeuwenoude rivieren en is dan vaak/vele kilometers lang///’ten bate soms van de nieuwe leerlingen/die met de zeer persoonlijke direkteur van de hogeschool/in een hoogst moderne afwezigheid/afstand doen van hun alwetendheid?’///zeer juist (schor) de leraren – sar de sukkels -/belijden van de altijd ferme aktualiteit ‘stilte & rust’/met foefjes vlechtende van feiten een flets konterfeitsel/van de werkelijkheid – de lijmgebekte lijntrekkers! -‘(bladzijde 497) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.