met ‘De mens een subject'(Descartes,William Harvey,Fritz Kahn)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Ook Descartes gaat hier in zijn ‘Discours’ en vooral in de postuum uitgegeven verhandeling ‘L’homme’,met hoofdstukken ‘Over de machine van het lichaam’ en ‘Hoe de machine van het lichaam wordt bewogen’,uitgebreid op in. Het succes van de automaten in de zeventiende en achttiende eeuw was dus niet alleen een kwestie van vermaak. Men kreeg zo werkelijk meer inzicht in de manier waarop het organisme functioneert. Maar men was ook gefascineerd door de werking van de machine zelf. Hier toonde zich een toppunt van menselijk vernuft waarop men niet weinig trots was. Niet alleen had men op eigen kracht de raadsels ervan ontsluierd,maar men had ook de natuur – in al haar raadselachtigheid – weten te herscheppen. Ontdekking en uitvinding vloeiden samen in het gevoel dat men de vermogens van God weliswaar niet naar de kroon stak,maar dan toch in ieder geval een stuk naderbij was gekomen. De populariteit van de ‘bête machine’ was daarmee niet alleen een zaak van wetenschappelijkheid,maar ook van menselijke trots,zo niet van hoogmoed. Dat zal niet de laatste keer in de geschiedenis zijn. De parallellen met de discussies over artificiële intelligentie van vandaag dringen zich op. De computer van nu is de automaat van de zeventiende eeuw:een apparaat waarnaar iedereen met open mond staat te kijken. En dus gebeurt er,zoals de Groningse psycholoog Douwe Draaisma heeft opgemerkt,wat er steeds in de geschiedenis gebeurt:de technische vinding wordt prompt tot model gemaakt van datgene waar ze het meest op lijkt,maar dat nog niet verklaard is.'(bladzijde 44-45) Wordt vervolgd. Nu verder met de reeks ‘Kleine kroniek van Specht,Alexander’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. Titel van het gedicht ‘Specht depri’. ‘Oude Specht schuilt in zijn hok en bezwavelt/de woorden die anderen bevuilen. Geen zee/gaat te hoog,maar geen voet aan de grond./De wind zucht in bomen en struiken.///Specht heeft zich vreugde ontzegd./Afgesneden van het leven zoekt hij/steeds de mythe,maar de mythe trapt hem/als een beest weer naar beneden.///Een schreeuw stolt in zijn keel./Krimpend aan de zomen van de pijn/scheert hij aan het lot en rauwe kloven/van een bijna niet meer zijn voorbij.///Vanwaar de moed om door te gaan?/Welke drijfveer houdt hem op de been of tegen?/Vandaag alleen die vragen:hoor de roffel/van de radeloze regen en het kreunen van zijn afgematte geest.'(bladzijde 47)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘gedicht dat gebruik maakt van een Hoofd’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘VI///groot rood hoofd als een maag/driemaaldaags laat ik het strelen/via de daartoe uitgelezen kelen/op het schild van de bevelen uitdelende maagd///oren als vaandels vliegen tussen de zwanen/getaande borsten weren zich op spillebenen/hier en daar borduurt het brein op spijkervaste knieën/fonkelende paardenvliegen///kortom///de koek voedt goed en wordt in bloed gebakken'(bladzijde 494) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.