met ‘De mens een subject'(Descartes,William Harvey,Fritz Kahn)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Die associatie met de automaat is in de zeventiende eeuw niet zo verwonderlijk. Het is de tijd van de automaten. Aan de vorstelijke hoven worden zelfbewegende machines getoond die voor grote opschudding zorgen. Het meeste succes hebben constructies die de vorm hebben van een dier en de bewegingen en geluiden daarvan nadoen. Een grootmeester daarin zou de instrumentbouwer Jacques de Vaucanson worden,al leefde die pas een eeuw na Descartes. Hij bouwde een mechanische eend die met zijn vleugels kon slaan. Maar ook in Descartes’ eigen tijd heeft men de mond al vol over de ‘bête machine’,het machine-dier waarvan de geheimen door de automaat leken te worden ontsluierd. In de fysieke werking van het lichaam kreeg men dankzij anatomisch onderzoek en vivisectie steeds meer inzicht. Al in 1628 had de Engelse arts William Harvey zijn ‘Anatomische studie over de beweging van het hart en het bloed in dieren’ gepubliceerd,waarin hij de werking van de bloedsomloop uiteenzette – al zou dat boek pas met enige tientallen jaren vertraging bredere bekendheid krijgen. Het hart is een pomp,zo stelt Harvey vast:een uitvinding die trouwens zelf van relatief recente datum was. De vivisectie,van haar kant,laat zien hoe het mechaniek van het leven werkt:men raakt een zenuw aan en een spier trekt,het ingewandenstelsel borrelt en brouwt als een retort,spieren en skelet gehoorzamen aan dezelfde mechanische wetten als hijskranen en hefbomen.'(bladzijde 43-44) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ gedicht 21 van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Het oprijpad onzichtbaar,nergens/leven te bekennen./ Het venster blijft verlicht/zolang je daar al staat./Het sneeuwt de hele nacht,het sneeuwt/tot na jouw dood.///Onbetreden ligt de tuin tot in de ochtend/als de meid de hond uitlaat.'(bladzijde 43) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘gedicht dat gebruik maakt van een Hoofd’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘V///tong als kuit in de mond/vuil onder de oorbok/(tante trippelt dwars door de savanne/smachtend naar prins paddevinder)/en dan:/als het oor is uitgezogen/en de kinnebak verbogen/en de neus is aangenaaid/de spiegel ook verzaligd straat/is de Mooiste weer gemaakt en opgetogen”(bladzijde 493) Dit is gedicht V. Wordt vervolgd.