met ‘De mens een subject'(Descartes,William Harvey,Fritz Kahn)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Letterlijk betekent het :’het onderliggende’,’datgene waarop alles steunt’. ‘Subiectum’ was de Latijnse vertaling van het Griekse ‘hypokeimenon’,waarmee in de klassieke filosofie het meest fundamentele zijn(de) werd bedoeld dat alles schraagt. Maar in de moderne tijd wordt ‘subject’ een omschrijving van de mens als bewuste persoon. Misschien schuilt daar aanvankelijk nog iets passiefs in:ik ben een subject,dat wil zeggen een onderdaan van de koning. Ik ben een rechtssubject,dat wil zeggen onderworpen aan dew et. Maar ik ben ook – en daar kondigt zich de omslag al aan – de rechthebbende die zich op de wet kan beroepen. En uiteindelijk word ik als burger,zoals we in de inleiding hebben gezien,zelfs de grondslag en drager van de legitieme politieke macht en de naar behoren uitgevaardigde wet. Van passief wordt het subject actief. In de grammatica is het subject van een zin het handelende ‘onderwerp’ ervan. Zo wordt het moderne subject uiteindelijk de drager en het uitgangspunt van alles,datgene wat alles in beweging zet. Daarmee is het de opvolger van God geworden,al kun je dat niet direct aflezen aan alle wederwaardigheden die de betekenis van het woord ondergaat.'(bladzijde 40-41) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ gedicht 20 van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Smeltwater bruiste omlaag/en zocht zich een weg naar de vissen./ Een bedding van puin tot waar de reuzengletsjer/standhield,zich verbreedde en toen opklom/naar een vlakte zonder horizon. Wij wisten niet/hoe zwaar het landijs op de aarde drukte.///Witvacht de vos stak haar snuit in een spleet,/ze keerde zich om,zag jou/vol bewondering kijken. Vroeg zich af/of je roofmuil haar buit desondanks zou betwisten.'(bladzijde 42) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer verder met ‘gedicht dat gebruik maakt van een Hoofd’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘II//niets zo eentonig als een opgeheven hoofd/luister naar de fanfare van het gebogen hoofd/waaruit tabaksap druipt uit een achterbaks hoofd/een schedel als een pens en roereieren onder de ogen/van wie zo mooi wil zijn als de waarheid///oh schoon hoofd dat men in klein pakket/meeneemt op het levenspad/in benarde momenten geeft dat hoofd dan wat/vals geformuleerde wrevel half gedokumenteerde pret/met opzet net genoeg voor iemand die er zich net uitredt'(bladzijde 490) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd.