met ‘Een ingewikkelde machine'(Spinoza,Mozart,Lamettrie,Ryle)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Voordat de rechter zijn vonnis velt,laat hij zich door psychiaters gewoonlijk vertellen of de verdachte al dan niet ’toerekeningsvatbaar’ is. Dat wil zeggen:of er geen niet-bewuste of onbewuste elementen in het spel zijn die de werking van de vrije wil,en dus het morele geweten,bij de voltrekking van de misdaad hebben geblokkeerd. Lamettrie is overtuigd van de verklarende kracht van de mechanische wetenschap,die uitgaat van de alomtegenwoordigheid van het principe van de causaliteit. Wat geldt voor de uitwendige natuur,moet dan ook gelden voor de mens. Daarom doet Lamettrie in zijn vertoog een frontale aanval op de ziel:het specifieke menselijke attribuut dat bij hem tegelijkertijd het (zelf)bewustzijn,de rede en het gemoed lijkt te omvatten. Dat beginsel is volgens hem niet onafhankelijk van het lichaam,zoals Descartes heeft beweerd. Dat blijkt wel – zo schrijft lamettrie – uit de invloed van het voedsel op het geestesleven:’In Zwitserland heeft men een rechter gekend,Steigner von Wittighoven genaamd,die in nuchtere toestand de onkreukbaarste en zelfs toegeeflijkste aller rechters was. Maar wee de ongelukkige die in het beklaagdenbankje zat als Steigner terugkwam van een stevig maal! Dan moesten zowel de onschuldigen als de schuldigen eraan geloven.”(bladzijde 59)Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ gedicht nummer 16 van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ’16//De weg naar de woorden///Het universum fascineerde./Bang voor alles/kende ik geen angst/voor leegte en ruimte.///Verlorenheid deed ongeluk en tegenslag vergeten.//Het ijle ijsgordijn om Saturnus/hield mijn scholierenoog gevangen./Ik was tot astronoom geroepen,/een hemel op aarde lag binnen bereik.'(bladzijde 37) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘de tuin der lusten’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘II/als er een dier woont onder mijn vette jachtpet/laat hij dan een helm opzetten opdat het regent/fragmentatie over vredige weekdieren pax pax pax/(elke vredesboodschap een schot in de roos)/en dan wil ik – veeg ik de smeerkaas van mijn bril-/honger zien aan de horizon/en ook even strelen het hart dat zo lekker/oprecht blijft onder vodden'(bladzijde 483)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.