met ‘Een ingewikkelde machine'(Spinoza,Mozart,Lamettrie,Ryle)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Aan de ene kant zien we opnieuw hoe contemporaine techniek de metaforen aanreikte om filosofische problemen begrijpelijk en misschien wel oplosbaar te maken. Klokkenmakers zoals de al genoemde automatenbouwer Vaucanson stonden nu eenmaal in de voorhoede van wat de mens technisch zoal vermocht. Aan de andere kant bezegelde Isaac Newton aan het eind van de zeventiende eeuw het al langer bestaande vermoeden dat de wereld geheel te vatten was in de wetten en formules van de mechanica. Wonderen en goddelijk ingrijpen waren na de verschijning van Newtons baanbrekende boek ‘Philosophiae Naturalis Principia Mathematica'(‘Mathematische beginselen van de natuurfilosofie’ ofwel de natuurkunde)in 1687 moeilijk nog te verdedigen. Wel bleef Newton zelf naast natuur- en wiskundige een hartstochtelijk theoloog. ‘Zwaartekracht verklaart de bewegingen van de planeten,maar ze kan niet uitleggen wie de planeten in beweging heeft gezet’,zo schreef hij. ‘God regeert alle dingen en weet wat wordt of kan worden gedaan.’ Geloof en wetenschap stonden in die tijd veel minder scherp tegenover elkaar dan nu soms wordt gedacht. Dat neemt niet weg dat het deïsme in zijn meest strikte vorm niet ontkwam aan een ongemakkelijke conclusie.'(bladzijde 52-53) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde'(13) van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Verdronken marsland zuigt je/diep in de vergetelheid./Vingers grijpen in het grondsop,je hand/vindt geen antieke schat. Je bemoosde kop/kijkt niet meer op. Je hebt geen kracht,/ligt languit in de slat,/niets meer van je over,/zompnat,blind en zo/verwezen dat je schrille lach verhardt/en moervocht uit je laarzen loopt./Dras en schlamm omsluiten je,/een strak en naadloos camouflagepak -///De regen hapert,slikt zich in,de ochtend/bleekt het zwart en breekt de nacht.'(bladzijde 31)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘de verdediging van de provo’s’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘alternatief:men zet de regering af en foltert de waarheid/uit al deze hermeties gesloten koppen die haar verzwegen/jaren lang? eeuwen lang? waar is de sneeuw van de zomer?/waar is het kapitaal van onze nietsnut en waar waar/zijn gebleven al die sterke armen van de lamlendigen?/waarheid is:te veel heeft men gedaan om te weinig te doen/waardoor het zover kwam dat arbeiders boerden/machines loeiden als koeien/de grote computer ten lest kakelend zijn windei lei/en was er nog steeds van vrouwen en mannen in portieken van pa’s en/ ma’s gevrij///de waarheid is we hebben niet zozeer bewapend tegen russen en/ chinezen/maar tegen bloedjonge jongens en meisjes die het spelen en dansen/ verstaan'(bladzijde 479)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.