met ‘Monsters en de vrije wil'(Mary Shelley,E.T.A. Hoffmann,Turing,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Maar niets dwingt ons tot de idee van een onontkoombaar,noodzakelijk en eeuwig verband tussen die twee. Men kan de stoot herhalen en zo gewend raken aan het feit dat de gebeurtenissen elkaar op steeds dezelfde wijze opvolgen. Dat was de manier waarop Hume onze gewoonte om overal causaliteit waar te nemen had verklaard. Maar die gewenning is voor Kant niet voldoende voor het inzicht in de natuurwet van de causaliteit. Dat principe is veel sterker dan alleen gewoonte:dat had Newton wel duidelijk gemaakt. We kúnnen de wereld eenvoudigweg niet anders zien dan als een wetmatig verlopende orde van oorzaak en gevolg. De idee van causaliteit is de voorwaarde voor het feit dat wij de wereld zien zoals wij haar zien,zo concludeerde Kant. Het empiristisch uitgangspunt behoeft dus een aanvulling. Met waarneming alleen kan men de kennis niet verklaren. Noodzakelijk is ook een aantal vormen die deze waarneming structureren. Dat doen,aldus Kant,allereerst de ‘aanschouwingsvormen’ van de zintuiglijkheid:de ruimte en de tijd. Zonder die twee kunnen we ons immers helemaal geen wereld voorstellen. En vervolgens zijn er bepaalde denkvormen waarmee we de werkelijkheid ook op een logische manier ordenen.'(bladzijde 74) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘O de aarde’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘In rijen bestijgen de mieren/het malse massief van een sluimerende vrouw./Zwierf zij eerder door bossen,gebergten,/ijzige toendra’s en dode valleien,/nu weer ligt zij in het opgeschoten gras bij de rivier./Haar oog richt zich naar binnen,/zij is zichzelf genoeg,eenkennig streelt ze/ als een soort godin alleen de eigen zinnen.'(bladzijde 26) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘jazz and poetry’ van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. ‘en een sigaar nat van bergbeklimmerszweet/en ogen vochtig van gerechtigheid/die men in de meest luie oefening niet kwijtraakt/ook al ben je de beddezak van het varken/dat men graag wast (tricotisme)/of de liefde totter dood/het schip op de berg/een edel beeld een pruik die steevast uitvalt/als hij in de fantasie vastgroeit.///pas op/niets van dit alles mag gefotografeerd worden/tussen dronken vrouwen in de carreta del gats/und dort sagen sie’s alles ist mir wurst maar genoeg'(bladzijde 476) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.