met ‘Monsters en de vrije wil'(Mary Shelley,E.T.A. Hoffmann,Turing,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Datzelfde geldt voor andere ‘antinomieën’,zoals ‘de kosmos is eindig’ tegenover ‘de kosmos is oneindig’. Om dat nader te verklaren,is Kant nog meer dan de voorgaande denkers gedwongen zich de vraag te stellen wat de mens – waarin die paradox zich immers voordoet – eigenlijk voor wezen is. In de filosofie,zo zegt hij in het voorwoord van zijn ‘Logik’ uit 1800,gaat het om het beantwoorden van drie vragen:1)Wat kan ik weten? 2)Wat moet ik doen? en 3)Wat mag ik hopen? De eerste vraag wordt beantwoord door de ‘metafysica’,de tweede door de ‘ethiek’,de derde door de ‘godsdienst’. En die drie vragen,zegt hij dan,zijn terug te voeren op één vraag:4)Wat is de mens’? Filosofie is dus in de grond van de zaak antropologie. Ook de Engelse filosoof David Hume,die op Kant een grote invloed heeft gehad,impliceerde al iets dergelijks in zijn ‘A Treatise of Human Nature’ uit 1739-1740. En kort dáárvoor schreef Alexander Pope in zijn grote leerdicht uit 1734,dat niet voor niets ‘An Essay on Man’ heette:’Know then thyself,/presume not God to scan,/The proper study of mankind is man.’ Maar Kant maakt die wending voor het eerst pas filosofisch expliciet en inrichtingevend. Zijn studie ‘Anthropologie in pragmatischer Hinsicht’,die twee jaar voor zijn ‘Logik’ verschenen is,kan hij daarom aanvangen met de programmatische alinea:’Het doel van alle vooruitgang in de cultuur,die de mens tot school dient,is dat hij zijn verworven kennis en bekwaamheden gebruikt in de wereld.'(bladzijde 72) Wordt vervolgd. Nu weer verder met de reeks ‘O de aarde’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘5/////De huid van de aarde,prooi/ van geweld:haar aanschijn doorsneden,/geperforeerd en ontveld./Wat geschonden werd en stilaan heelt/wordt weer gevild,doorboord,opnieuw/aan plundering blootgesteld.///De wellust der verblinding explodeert./Wonden worden kraters,gapend/ in de zielen van de daders.'(bladzijde 23)De reeks is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’jazz and poetry’ (lucky thompson/archie hambone shepp bewondert je/gelukkig ik ook). ‘de mens laat zich likken door licht en door geluid/omdat hij een en al oog en oor tot diep boort in zijn huid/en die diepte hart en nieren proeft en bloed/maar dan nog dóórwroet dóórwroet totdat hij liefde koelt/die in kelders stoelend ijsvogels voert in grote,grote/afwezigheid van verval,van vernietiging,van afwezigheid'(bladzijde 475)Het gedicht is nog niet af.Wordt vervolgd.