met ‘Monsters en de vrije wil'(Mary Shelley,E.T.A. Hoffmann,Turing,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Maar anders dan de Monistenbond van Haeckel zou willen,is het verre van universeel geaccepteerd dat de gehele werkelijkheid zoals mensen die ervaren kan worden teruggebracht tot materie en beschreven met de methode van de positivistische wetenschap. Hoe het bewustzijn ook met de materie moge samenhangen,dat bewustzijn en de wereld waarin het leeft kunnen niet worden gereduceerd tot het stoffelijke substraat waarop het berust. Het bewustzijn is niet zomaar een verlengstuk van de materie,maar maakt een eigen ontwikkeling door met eigen wetten en eigenschappen. Als alles materie is,dan zijn het bewustzijn en het denken misschien de ‘binnenkant’ van die materie:niet daarvan onderscheiden in de zin dat ze los van de materie zouden kunnen bestaan,maar evenmin ermee samenvallend of in alle opzichten verklaarbaar vanuit de materie. Alleen al het onweerlegbare gegeven dat ik mij van mijzelf bewust ben en een wereld ‘ervaar’,lijkt een eigen werkelijkheidsniveau te veronderstellen. Zo ontwikkelt zich naast een strikt reductionistische stroom in de wetenschap en de filosofie een traditie die weliswaar niet in cartesiaanse zin dualistisch is,maar wel de eigen realiteit van het denken en het bewustzijn – en daarmee van de menselijke werkelijkheid – wil behouden.'(bladzijde 69-70) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van H.C. ten Berge uit de reeks ‘O de aarde’ uit de bundel ‘Splendor’. ‘1////Een sprong,de sprong-/de beslissende/ik welk ravijn of rokende krater,/in welk bassin/ zonder water/ op een bed van beton.///Veerkracht/verloren,herwonnen,/geslonken./De hemel grijs en vergramd,/de aarde op haar ziekbed/zo gelaten.'(bladzijde 19)De reeks is nog niet af. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’vrijheid'(voor karel appel). ‘vrijheid niets te zijn/of niets als dier vlek/overvloed en mondjesmaat///onbeholpen held/die sneuvelt in de buik/die hem weer opbrengt///ik hoorde in de zalen van het prado/voor meesters van hier en van hemel/gidsen skanderen het prevelen van menigten///maar oorverdovend spatten piekfijn pik en kut/getogen uit de plastik stolpen van bosch uiteen op de ogen/van bezonken nonnen giechelende scholieren en touristen uit de hou/ kjoet steeds///er was veel ruimtevaart in de herfsttij der middeneeuwen/maar ook later (de kosmonaut el greco)/toch blijft voor mij het aardse spaanse heden de meest kosmische/kaakslag(goya y picasso)'(bladzijde 472)