met ‘Monsters en de vrije wil'(Mary Shelley,E.T.A. Hoffmann,Turing,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Als de mens functioneert als een machine,als hij (of in het geval van Olympia:zij)een automaat is,dan zal ook zijn handelen verlopen volgens machinale wetten. Hij zal een louter causaal bepaald stuk machinevakwerk zijn,zonder vrije wil en dus ook zonder moraal. Hij functioneert eenvoudig zoals een pomp,een hijskraan of een naaimachine functioneert:volgens de wetten van oorzaak en gevolg,van trek- en stootkracht. Een eigen beslissingsmacht heeft hij evenmin als een weeftoestel of stoommachine. Het is allemaal een kwestie van hefbomen,kabels,druk en centrifuge. Die overtuiging loopt als een rode draad door de geschiedenis van de wetenschap van de afgelopen twee eeuwen. Zij vormt een solide traditie waarvan een aantal veronderstellingen nauwelijks nog wordt betwist. Zo is er vrijwel niemand meer te vinden die nog wil verdedigen dat er meer dan één ‘substantie’ in de wereld zou zijn. Wij zijn allemaal ‘monisten’ geworden,in de zin van de door Ernst Haeckel gestichte Monistenbond die in het begin van de twintigste eeuw een wereldbeschouwing propageert die strikt op natuurwetenschappelijke kennis is gefundeerd.'(bladzijde 69)Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik vlieg door de dertiende eeuw’ van H.C. ten Berge uit de bundel ‘Splendor’. ‘Je bent zo heet en rond,/jij past niet in een kloostercel./Je dijen fors,je heupen breed lig je daar/in je te krappe vel en wacht als Danaë/op gouden regen./Jij hoort hier niet/als vrije geest te wezen!///’Ik weet wat er gebeurt,’ fluistert Mechthild van opzij./’Indien een hemels beest is hij een verrukking/als destijds bij mij:komaan,die vrome meid/geeft zich aan hem en hij aan haar,/dus geven zij zich aan elkaar/en dat bevalt me wel.///Wie mijn woorden wil begrijpen/moet ‘Het vloeiende licht der Godheid’ negen keer lezen.”(bladzijde 16) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’. Titel:’ik ben gaudium geluk’. ‘ik ben gaudium geluk die op alle/ achterkanten doen mag wat ie wil/ op de ruggen van de mensen schilder/ ik hun meest eigenlijk/ portret en op de achter/ kant van elk boomblad/ tekende ik een/ spotvogel'(bladzijde 471)