met ‘Verstrooiing'(Madame de StaĆ«l,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het idee dat de Duitse taalgebieden werden bevolkt door goedmoedige en vooral sentimentele lieden die zich graag op de golven van hun emotie lieten meeslepen,zou vooral dankzij de Franse schrijfster Madame de StaĆ«l in heel Europa blijven overheersen. Althans tot aan de Frans-Duitse Oorlog van 1870-1871,waarin de Duitsers zich plotseling als een militair Ć©n wetenschappelijk superieure natie lieten kennen. Voorlopig was het echter nog niet zover. Toen Madame de StaĆ«l in 1813 haar boek ‘De l’Allemagne’ (‘Over Duitsland’)publiceerde,beschreef zij het land dat zij tweemaal in alle windrichtingen had bereisd als de tegenpool van de Franse rationalistische en classicistische cultuur. Vanuit Frans perspectief was Duitsland tot dat moment een grotendeels onbekend ‘barbarenland’. Maar volgens Madame de StaĆ«l konden nieuwe impulsen vanuit dit warmbloedige en ‘natuurlijker’ Duitsland Frankrijks redding betekenen. ‘Aangezien er geen hoofdstad is waar de elite van heel Duitsland zich verzamelt,heeft de mondaine geest weinig invloed’,zo constateert ze in het begin van het boek. En ook al is het in Duitsland niet alles goud wat er blinkt en zijn er grote regionale verschillen,toch kan kennismaking met dit gebied Frankrijk alleen maar verrijken en ten goede komen. ‘Kachels,bier en tabaksrook scheppen rond de eenvoudige Duitser een soort zware,warme atmosfeer waar hij zich niet graag buiten waagt’,schrijft Madame de StaĆ«l.'(bladzijde 135) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Zinnentuimel///Uitgaan,in de verbeelding van licht,/een opgeruimd ritme,andersgezind,/doodgedwongen ademsprongen,ik/voel,ruik,hoor,zie,smaak,raak aan/alle andere exotismen tegelijk,tijd,/een quicksteppende hetschepping/die niet als geluk of bevrijding of/verlossing aanvoelt,godallemachtig,/maar die geheel en al spontaan gedijend/de geschiedenis en de mythen van de/mensheid omzwervend,zinspelend,/elk mogelijk ideeĆ«ngoed ondergaand,/in de grootst mogelijke chaos prijsgeeft/haar glanzende zelf,een hemeltergend/lichtzinnige schittering,de zonzijdige/voering van binnenpretjes,dol op vreemd/gaande verwondering;alsof het niets is/alles en iedereen te zijn,een ultieme droom,/zwermend als een kosmisch sneeuwen.'(bladzijde 207) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘dorpsmuziek’. ‘mijn schaduw steent aan de ademhalende/en met kluisvuur mij omheinende muur///in de verte dof beukt een moker naast de/kristallen tamboerijn van de vogels///in de smidse de ovens meten zich/met het van hitte en dorst loeiende vee///overal tikken de klokken/dicht bij mijn nietvast lichaam'(bladzijde 289)