Van Ivo Michiels Sokkel; Grand Oeuvre Uit; Vlaanderen, ook een land, Journal brut, Boek drie. 0.1 ‘Het niets. Heeft zich ooit iets aangediend zo onvoorstelbaar als het niets? Geen aarde en geen hemel, daar begint het mee, dus ook heinde en ver geen cel geen wezen te ontwaren, klein noch groot. stof noch steen, nergens iets dat kruipt of vliegt of adem heeft, geen wolk, geen kam, geen horizon. Er is nog meer van dit: waar niets is kan ook gen water zijn, speur derhalve niet naar iets dat drijft of zwemt, zelfs geen slijk wordt er gevormd, geen schuim, geen sneeuw, niets dat wast vindt een ontstaan. En dan, geen vuur, ook al niet, en geen kleur en geen licht, donker evenmin, geen bliksem, geen vulkaan, geen spoor van beweging, verschuiving, verandering, ook geen onbeweeglijkheid in het verschiet, geen zucht geen briesje geen geluid, stilte al evenzeer uitgesloten. Zeg maar: geen oog dat ziet, geen oor dat luistert, niets dat verborgen is, nergens een geheim, een gedachte, geen leugen en van niets het tegendeel; geen schoonheid geen kwetsuur, geen wijsheid te verkondigen, geen syllabe over tijd of eeuwigheid, atoom of parallax, en het hart: niet gekend niet ongekend, niet bemind niet onbemind; daarbovenop geen taal om te herinneren, niet eens een alfabet om dit neer te schrijven, van spraak geen sprake. Kortom; geen begin en geen einde en alzo van laag tot hoog geen God aanwezig want niets is niets zolang het woord niet is Woord geworden en helaas, het is er niet, het woord niet, het worden niet. Het is iets, zo helemaal niets. Het is al iets.'(bladzijde 299-300)