Kouwenaar uit; ’totaal witte kamer’ het gedicht ‘poème, lancôme Het nalaten, het vergetene, de dingen die sprakeloos prijs geven, het inzichtige het voortvluchtige, het geblevene terwijl het gedicht zich besterft en herleest men zich doorziet door het glas van zijn geest geurt het volmaakte onterfd in zijn leegte nu moet men ontzinnen met mondenvol ogen zich tellen, halveren, in naschrift vervliegen verbleken in daglicht, in lijfgoed verteren opdat men zich nalaat, al dunner al minder uitwendig het tijdstip, opdat men zich wegdoet in aangetast eten, de taalkunde aflaat –