Kouwenaar; uit ’totaal witte kamer’ het gedicht ’tussentijds’. tussentijds Het ontmonde oor van dit gedicht het hoort in elk woord dover, stilte die opsteekt onder de grond nergens een antwoord, onzegbare vragen, martelt nog steeds het haastige tijdstip, is het licht al bijziende, het vlees nog onsterfelijk-