Uit ‘een geur van verbrande veren’ van Gerrit Kouwenaar. Er schrikt een ogenblik tegen de hor, nee dit is vertaald, het is een slaap, het is de nachtvlinder het daglicht, leeg lopend in het steenslag er ligt gefluister over de mond, blind zicht over het oog waar men in zit, dat het licht ontkent wat de taal verduistert, nee het is de kelder de doofheid de witte krekel nee het is de radio die luistert, nee het is geschreven, het is wat niemand-